article banner
Healthcare

Wijzigingen in de zorgvrijstelling vennootschapsbelasting vragen om actie

Raymond Theil Raymond Theil

Maakt uw zorginstelling gebruik van de vrijstelling van vennootschapsbelasting (Vpb)? Het besluit uit 2009 over de toepassing van de zorgvijsteling is vervangen door een nieuw besluit van de Staatssecretaris van Financiën. Als gevolg van dit nieuwe besluit zijn er nieuwe inzichten en voorwaarden die – mogelijk – van toepassing zijn op uw zorginstelling. Dit nieuwe besluit kan ertoe leiden dat u actie moet nemen om de zorgvrijstelling te behouden.

Subjectieve vrijstellingen

Is de rechtsvorm van uw zorginstelling bijvoorbeeld een BV, NV of een coöperatie? Dan bent u belastingplichtig en moet Vpb worden betaald over de winst op grond van een wettelijke fictiebepaling. Bij stichtingen en verenigingen is pas sprake van vennootschapsbelastingplicht indien en voor zover er sprake is van een onderneming.

Als de vrijstelling van toepassing is, wordt het gehele lichaam (het subject) vrijgesteld van Vpb. De vrijstelling is dus niet van toepassing op basis van bepaalde onderdelen van het resultaat. Het is dan ook een ‘alles of niets vrijstelling’.

Wettelijke eisen zorgvrijstelling

Om in aanmerking te komen voor de zorgvrijstelling dient u aan de volgende twee (cumulatieve) wettelijke eisen te voldoen:

1. Werkzaamheden-eis

De werkzaamheden van het zorglichaam moeten voor minimaal 90 procent bestaan uit ‘het genezen, verplegen of verzorgen van zieken, kraamvrouwen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, wezen of ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen’.

Hierbij zijn de feitelijke werkzaamheden aan de doelgroep leidend. In de praktijk wordt veelal de omzet als graadmeter gehanteerd. Er zijn echter ook andere toetsingscriteria mogelijk, zoals aantal fte, gebruik van vierkante meters of de loonsom.

2. Winstbestemmings-eis

Het zorglichaam is van publiekrechtelijke aard. Of als het lichaam niet van publiekrechtelijke aard is - en dat geldt voor vrijwel alle zorginstellingen -, is vereist dat de jaarwinst én liquidatiewinst uitsluitend kan worden aangewend ten bate van een zorglichaam dat is vrijgesteld op grond van de zorgvrijstelling dan wel het algemeen maatschappelijk belang.

Hierbij zijn de statutaire bepalingen van belang. Uit de jurisprudentie blijkt dat de statuten naadloos moeten aansluiten bij de winstbestemmings-eis.

Besluit: aanscherping voorwaarden voor zorgvrijstelling

De hierboven beschreven wettelijke voorwaarden voor de zorgvrijstelling zijn summier. In het besluit wordt door de Staatssecretaris een (nieuwe) uitleg gegeven over deze voorwaarden. Het betreft dus nadrukkelijk de visie van de Staatssecretaris, het besluit is geen wet.

Kaders werkzaamheden-eis
Het zorglichaam moet de zorgwerkzaamheden zelf verrichten. Belangrijk daarbij is dat het zorglichaam verplicht is om de zorg rechtstreeks ten opzichte van de zorgvragers te verlenen. In het besluit wordt dit de ‘handen aan het bed-eis’ genoemd.

Werkzaamheden die gericht zijn op de preventie van ziekten vallen in principe niet onder de werkzaamheden-eis, behoudens geïndiceerde en zorg-gerelateerde preventiewerkzaamheden.

Specifieke zorglichamen
Voor een aantal specifieke groepen zorglichamen wordt vermeld of deze al dan niet kwalificeren voor de werkzaamheden-eis. In het eerdere besluit uit 2009 was al een passage opgenomen voor thuiszorgorganisaties, arbodiensten en re-integratielichamen. In het nieuwe besluit zijn apotheken en verzelfstandigde medische laboratoria hieraan toegevoegd.

Winstbestemmingseis
Het begrip ‘aanwenden van de winst’ is verduidelijkt. Zo valt het houden van deelnemingen en/of verstrekken van leningen ook binnen deze eis. Let er daarbij op dat deze werkzaamheden echter niet kwalificeren voor de werkzaamheden-eis. Het kan dus zijn dat door deze werkzaamheden het deel van de wel-kwalificerende zorgwerkzaamheden onder de 90 procent uitkomt en de vrijstelling alsnog niet (meer) van toepassing is.

Zorg-BV
In de praktijk worden zorgactiviteiten steeds vaker ondergebracht in een BV. De Staatssecretaris is van mening dat de zorgvrijstelling eigenlijk niet is geschreven voor een BV. Dat is op zich niet vreemd want de rechtsvorm BV bestond nog niet eens toen de zorgvrijstelling al in de Wet Vpb was opgenomen. De toepassing van de zorgvrijstelling bij BV’s gaf in de praktijk nog wel eens discussie met de belastingdienst. Tot dusverre was de zienswijze van de Staatssecretaris op dit punt niet openbaar. Het beleidsstandpunt over de toepassing van de vrijstelling bij BV’s is voor de praktijk dan ook een zeer belangrijk onderdeel van dit nieuwe besluit.

Een BV kan in de basis zijn winsten uitkeren aan de aandeelhouder(s). Wettelijk is vereist dat de jaarwinst én liquidatiewinst uitsluitend kan worden aangewend ten bate van een zorglichaam dat is vrijgesteld op grond van de zorgvrijstelling dan wel het algemeen maatschappelijk belang. Om te waarborgen dat met zorgactiviteiten behaalde winsten niet ‘weglekken’ worden er in het besluit aanvullende eisen gesteld aan een zorg-BV. Deze eisen zien op de statuten en het aanwezig zijn van zowel een meervoudig bestuur als een toezichthoudend orgaan.

Daarnaast dient een zorg-BV een ‘kwalificerende aandeelhouder’ te hebben. Dat kan zijn een lichaam van publiekrechtelijke aard, een (zorg)stichting of een ANBI.

Een BV kan ook in aanmerking komen als kwalificerende aandeelhouder van een zorg-BV, maar wel onder de voorwaarde dat deze BV dan zelf weer een kwalificerende aandeelhouder heeft (dit mag geen BV zijn).

Overgangsrecht

Het besluit is in werking per 20 december 2018, maar bevat overgangsrecht. Dit overgangsrecht houdt in dat bestaande goedkeuringen of vaststellingsovereenkomsten worden aangehouden tot en met 31 december 2020.

Stel dat een stichting alle aandelen houdt in een zorg-BV. Maar op dit moment – als gevolg van dit besluit – niet meer voldoet aan alle (nieuwe) voorwaarden die aan een kwalificerende aandeelhouder worden gesteld. De stichting krijgt dan tot en met 31 december 2020 de tijd om alsnog aan deze voorwaarden te voldoen. Hetzelfde geldt voor een zorg-BV die niet (meer) voldoet aan de voorwaarden ten aanzien van de statuten, meervoudig bestuur en een toezichthoudend orgaan.

Belang voor de praktijk

Het besluit is ‘slechts’ de visie van de Staatssecretaris van Financiën, en dus ook van de belastingdienst, en heeft geen wettelijke status. Wij zijn daarnaast van mening dat een deel van de gestelde eisen een overkill bevat. Desondanks zal de praktijk zich veelal aan het besluit conformeren, omdat weinig zorglichamen het risico willen nemen te moeten procederen over de toepassing van de zorgvrijstelling. Het is van belang om op korte termijn een controle uit te voeren of uw zorginstelling voldoet aan de nieuwe eisen voor de zorgvrijstelling. Immers, eventuele aanpassingen van statuten en de governance structuur vergen over het algemeen veel tijd.

Wilt u meer weten over de juiste toepassing van de zorgvrijstellling? Neemt u dan contact op met .

Actualiteiten