Transport & Logistiek

Geen voorkoming dubbele belasting werknemer pijplegschip

Door:
Mark Stegeman
Geen voorkoming dubbele belasting werknemer pijplegschip
Op 22 september 2023 heeft wederom een procedure voor de Hoge Raad plaatsgevonden. Hierin meende een in Nederland wonende werknemer van een pijplegschip, in dienst van een in Zwitserse onderneming, recht te hebben op aftrek om dubbele belasting te voorkomen. Nu het schip niet in het ‘in het internationaal verkeer’ wordt geëxploiteerd, heeft Nederland heffingsbevoegdheid over het Zwitserse loon. Hierbij hoeft er geen aftrek om dubbele belasting te voorkomen te worden verleend.
Onderwerpen

Heffingsrecht over het loon

De inspecteur heeft de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op het loon niet geaccepteerd. Hierdoor wordt het Zwitserse loon volledig in de Nederlandse heffing betrokken. Volgens de werknemer wordt, op basis van art. 15 lid 4 van het belastingverdrag Nederland-Zwitserland, het pijplegschip in het internationaal verkeer geëxploiteerd. Hierdoor is het heffingsrecht over het loon toegewezen aan Zwitserland (daar waar de werkelijke leiding van de onderneming is gevestigd). Nederland zou op zijn beurt voorkoming van dubbele belasting moeten verlenen. 

Betekenis ‘in internationaal verkeer’

Bij ‘internationaal verkeer’ gaat het om commercieel vervoer van personen en goederen per schip in het internationaal verkeer, en daarmee samenhangende en bijkomstige activiteiten. Voor het pijplegschip in kwestie is dit niet van toepassing. Het schip wordt gebruikt voor het leggen van pijpleidingen en het verwijderen van boorplatforms. Dit is weliswaar (mogelijk) in internationale wateren, maar internationaal vervoer is geen hoofdtaak. Eventueel vervoer van personen en goederen is bijkomstig aan de hoofdactiviteit. Het gevolg is dat het heffingsrecht toekomt aan Nederland, als de woonstaat van de werknemer.

Eerdere uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft zich (o.a. op 24 december 2021) al eerder uitgelaten over de interpretatie van het begrip ‘in internationaal verkeer’ uit artikel 15 lid 3 van het verdrag. Die interpretatie blijft onverkort van toepassing: het moet gaan om commercieel vervoer van personen en goederen per schip in internationaal verkeer en de daarmee samenhangende en bijkomstige activiteiten. Daarom dient men de uitspraak van 22 september vooral te zien als een bevestiging van eerdere rechtspraak. Nieuwe of lopende procedures op vergelijkbare gronden zijn daarmee vruchteloos.   

Neem contact met ons op