Schijnzelfstandigheid

Schijnzelfstandigheid: waar moet je op letten?

Tessa Viragh
Door:
Schijnzelfstandigheid: waar moet je op letten
Ook al treedt het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (VBAR) waarschijnlijk niet eerder dan in 2026 in werking, tóch is het goed om je hier als werkgevende en als zzp’er alvast in te verdiepen. Vanaf 1 januari 2025 verscherpt de Belastingdienst namelijk al wel het toezicht op schijnzelfstandigheid. Welke criteria zullen gaan gelden en waar moet je als werkgevende dus goed op letten? Daarnaast geven we je elf casussen waaruit blijkt wanneer er juist wél of juist géén sprake is van schijnzelfstandigheid.
Onderwerpen

Hoe staat het nu met het wetsvoorstel VBAR?

Het wetsvoorstel dat het onderscheid tussen zzp-ers en werknemers beoogt te verduidelijken, ligt momenteel bij de Raad van State voor advies. Een eerdere versie kreeg veel kritiek. De (nieuwe) minister van Sociale Zaken, Eddy van Hijum, zal een gewijzigde versie van het wetsvoorstel voortzetten. Dit blijkt uit het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel neemt nog wel wat tijd in beslag en treedt daarom niet eerder dan in 2026  in werking.

Waar moet je op letten bij het verscherpt toezicht vanaf 1 januari 2025?

Omdat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 al wel het toezicht op schijnzelfstandigheid verscherpt, is het wel goed om nu alvast te beoordelen of je te maken hebt met een ‘echte’ zzp’er of dat er misschien toch sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het werken met zzp’ers is namelijk niet zonder risico.

Hoe beoordeelt toekomstige wetgeving of er sprake is van échte zzp’ers?

De wetgever  beoordeelt of er sprake is van een zzp’er of arbeidsovereenkomst aan de hand van de volgende elementen en indicaties die ze naast elkaar zetten en afwegen:

  • Kenmerk W
    Wijst op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
  • Kenmerk Z
    Is een contra-indicatie en wijst op zelfstandig werken voor eigen rekening en risico.
  • OP-kenmerken
    Wijzen op ondernemerschap in het economisch verkeer.

Zijn W en Z allebei in vergelijkbare of beperkte mate aanwezig, dan kunnen de OP-kenmerken (het aanwezige ondernemerschap van de persoon) de doorslag geven.

Wegen W en Z even zwaar, dan kijkt de wetgever of de werkende zich als ondernemer in het maatschappelijk verkeer gedraagt (OP). Gedraagt de werkende zich in het economisch verkeer bij het verrichten van vergelijkbare werkzaamheden meestal niet als ondernemer, dan is er wel sprake van een arbeidsovereenkomst.

Welke indicaties gebruikt de wetgever bij de beoordeling op schijnzelfstandigheid?

W
Indicaties die wijzen op werken als werknemer (werkinhoudelijke en organisatorische sturing):
  1. Je bent als werkgevende bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de manier waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
  2. Je hebt als werkgevende de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en bent bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
  3. De werkende verricht de werkzaamheden binnen het organisatorisch kader van de organisatie van jou als werkgevende.
  4. De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen jouw organisatie.
  5. De werkende verricht de werkzaamheden zij-aan-zij met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.
Z
Indicaties die wijzen op werken
als zelfstandige binnen de
arbeidsrelatie (werken voor eigen rekening en risico):
  1. De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
  2. Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
  3. De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden die in jouw organisatie niet structureel aanwezig zijn.
  4. De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
  5. Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
OP
Kenmerken die wijzen op
ondernemerschap van de persoon van de werkende (buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden:

Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan:

  • De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar.
  • De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers.
  • De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang.
  • De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten).

Hoe ziet de beoordeling van schijnzelfstandigheid er schematisch uit?

In het concept van de memorie van toelichting is de weging van de elementen als volgt schematisch weergegeven:

beoordeling van schijnzelfstandigheid er schematisch

Hoe ziet de beoordeling op schijnzelfstandigheid er in de praktijk uit?

Aan de hand van enkele casussen laten we je zien hoe deze indicaties en kenmerken in de praktijk uitpakken. Let op: het één op één toepassen van deze casussen op de praktijk is lastig omdat feiten en omstandigheden per casus bijna nooit exact hetzelfde zijn. Wijzigen die feiten en omstandigheden, dan kan ook de uitkomst wijzigen. Daarbij geldt ook het uitgangspunt: de werkelijkheid geeft de doorslag. En is de werkelijke situatie anders dan op papier, dan is de werkelijke situatie het uitgangspunt voor de beoordeling. 

  • De zorgverlener bepaalt zelf het tarief en heeft aansprakelijkheidsverzekeringen.
  • De klanten zijn ziekenhuizen die de zorgverlener zelf kiest.
  • Het ziekenhuis bepaalt het werk dat de zorgverlener verricht.
  • Dit werk is een kernactiviteit van het ziekenhuis en structureel van aard.
  • Het ziekenhuis kan de manier waarop de zorgverlener invulling geeft aan de verzorging van de patiënten ter discussie stellen.
  • Er is een zekere autonomie, maar er gelden ook strenge algemene protocollen/instructies voor de manier waarop de zorgverlener gewerkt (bijvoorbeeld het niet mogen gebruiken van eigen materialen).
  • Er zijn ook aanwijzingen over hoe de zorgverlener zich binnen de organisatie moet presenteren en gedragen.
  • De zorgverlener heeft inspraak op zijn werktijden.
  • Er is geen sprake van resultaatsverplichtingen.
  • Er is geen sprake van specifieke kennis of ervaring die niet structureel in de organisatie aanwezig is.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er sprake is van ‘werkinhoudelijke en organisatorische sturing’ omdat:

  • Er strenge protocollen en instructies zijn.
  • Activiteiten structureel zijn en andere werknemers deze ook verrichten.
  • Er een organisatorisch kader is waaraan de zorgverlener zich moet houden.

Er is gering sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De financiële risico’s en resultaten niet bij de zorgverlener liggen.
  • De zorgverlener niet verantwoordelijk is voor de materialen.
  • Er geen sprake is van specifieke kennis of ervaring die niet structureel in de organisatie aanwezig is.

De elementen die wijzen op ‘gezag’ zijn nadrukkelijker aanwezig.

Conclusie

Er is sprake van twee arbeidsovereenkomsten met beide ziekenhuizen. 

  • Een acteur begeleidt groep acht elk jaar bij de eindmusical.
  • Deze acteur doet naast dit werk nog ander werk voor verschillende opdrachtgevers en heeft een eigen website.
  • De acteur moet op afgesproken tijden in de klas zijn.
  • Er zijn richtlijnen voor de inhoud van de musical vanwege de identiteit van de school.
  • De acteur werkt samen met de leerkracht van groep acht aan de musical.
  • De acteur bepaalt de inhoud van de werkzaamheden verder zelf.
  • De acteur mag zich naar de leerlingen en ouders presenteren als een zelfstandig werkende acteur.
  • De acteur heeft geen aansprakelijkheidsverzekeringen.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er zeer gering sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De acteur veel vrijheid heeft om zelf de inhoud van de werkzaamheden te bepalen.
  • Het resultaat dat de acteur oplevert centraal staat (resultaatsverplichting).
  • Het niet gaat om structureel werk (de acteur werkt niet zij-aan-zij met werknemers).
  • De acteur zich wel aan afgesproken tijden moet houden.

Er is slechts zeer beperkt sprake van elementen die zien op ‘werkinhoudelijke’ of ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • Er geen sprake is van gezagsuitoefening.
  • De Belastingdienst niet hoeft te kijken naar de contra-indicaties van ‘werken voor eigen rekening en risico’.

Conclusie

Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Een leerkracht Spaans laat zich voor zes uur per week inhuren bij een school.
  • De leerkracht maakt gebruik van de voorgeschreven lesmethoden en materialen van de school.
  • Hij houdt zich aan de interne regels en is aanwezig op de afgesproken tijden van de school. 
  • Zijn functioneren bespreekt de school jaarlijks met hem (soort van functioneringsgesprek).
  • De leerkracht geeft ook examentrainingen vanuit een bij de KVK ingeschreven onderneming en doet regelmatig vertaalklussen.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er in grote mate sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:  

  • De leraar zich aan de lesmethoden moet houden die zijn voorgeschreven.
  • Hij een functioneringsgesprek krijgt.
  • Het lesgeven structureel werk betreft (andere werknemers doen dit ook).
  • Hij zich aan interne regels en afgesproken werktijden moet houden. 
    Er is geen sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:
  • Het risico van het resultaat van zijn werk (hij geeft de les niet of niet goed) bij de school ligt.
  • De leraar niet zelf of zeer beperkt het risico loopt met betrekking tot het resultaat van zijn arbeid.

Conclusie

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst met de school als het gaat om de werkzaamheden als leerkracht Spaans. Dit zegt verder niks over de examentrainingen en vertaalklussen die de leerkracht als zelfstandige buiten deze arbeidsovereenkomst kan verrichten. 

  • Een schilder helpt een schildersbedrijf.
  • De schilder werkt binnen een team (van schilders die in loondienst werken) dat met een grote schilderopdracht bezig is.
  • De schilder is gevraagd vanwege specifieke kennis en vaardigheden met betrekking tot het schilderen en restaureren van oudere gebouwen en in het bijzonder de restauratie van de plafondornamenten.
  • Lukt het de schilder niet de plafondornamenten in goede staat op te leveren, dan krijgt hij niet betaald. Om dan alsnog betaald te krijgen, moet de schilder op eigen kosten het werk opnieuw doen.
  • Alle schilders werken samen in het team, maar deze schilder is vanwege zijn specifieke expertise verantwoordelijk voor een specifiek onderdeel (de ornamenten).
  • De schilder krijgt voor een gedeelte van de werkzaamheden dezelfde instructies als de rest van het team. Voor de ornamenten krijgt hij veel autonomie.
  • De schilder heeft geen functioneringsgesprekken en neemt eigen gereedschappen en materialen mee (specifiek geschikt voor ornamenten).
  • De schilder heeft een groot aantal opdrachtgevers en een eigen website.
  • Hij gebruikt zijn eigen busje waar zijn naam en het logo van zijn bedrijf op staan.
  • De schilder staat ingeschreven bij de KVK, is btw-ondernemer en heeft al jaren recht op de zelfstandigenaftrek.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er nadrukkelijk sprake is van ‘organisatorische sturing’ en er in beperkte mate sprake is van ‘werkinhoudelijke sturing’ omdat:

  • De schilder instructies kan krijgen over de manier waarop hij het werk moet doen, maar voor de werkzaamheden aan de ornamenten veel autonomie krijgt.
  • Er geen sprake is van toezicht, zoals functioneringsgesprekken.
  • Er echter overduidelijk sprake is van organisatorische sturing (schilderen betreft structureel werk en er zijn werknemers die ook schilderwerkzaamheden uitvoeren).

Er ook nadrukkelijk sprake is van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De schilder verantwoordelijk is voor het op te leveren resultaat en financiële risico’s loopt.
  • Hij over specifieke vaardigheden beschikt.
  • Zijn eigen gereedschap en materialen gebruikt.
  • De opdracht van korte duur is.

Er lijkt min of meer evenwicht te zijn tussen ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ aan de ene kant en ‘eigen rekening en risico’ aan de andere kant. Beide zijn namelijk nadrukkelijk aanwezig en wegen even zwaar.

Dan kijkt de wetgever naar (OP) of de werkende zich in het economisch verkeer meestal als ondernemer gedraagt. Dit is het geval omdat:

  • Hij een groot aantal opdrachtgevers heeft.
  • Hij beschikt over een eigen website.
  • Hij bedrijfsinvesteringen heeft gedaan.
  • Hij zich administratief als zelfstandig ondernemer gedraagt.

Conclusie

Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Een organisatieadviseur laat zich regelmatig inhuren om reorganisaties in kaart te brengen, hiervoor een plan van aanpak op te stellen en (indien nodig) te begeleiden bij de implementatie.
  • Hij acquireert zelf.
  • Bij grotere bedrijven duren de opdrachten wat langer, voor kleinere bedrijven geldt dat het in kortere tijd kan.
  • Voor het plan van aanpak geldt een resultaatsverplichting.
  • De organisatieadviseur is vrij in hoe hij dit plan van aanpak realiseert en hier inhoud aan geeft.
  • Er is geen inhoudelijke aansturing vanuit deze organisaties. Bij de begeleiding van de implementatie is dat wat diffuser, maar uiteindelijk stopt het werk na de implementatie.
  • De adviseur heeft een e-mailadres van de organisatie waarvoor hij de reorganisatie verricht en moet zich houden aan de werktijden in de onderneming.
  • De betaling hangt af van het succes van de reorganisaties.

Op basis van deze (beperkte) informatie kunnen we concluderen dat:

Er niet of nauwelijks sprake is van ‘werkinhoudelijke’ of ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De adviseur geen instructies krijgt (voorop staat de resultaatsverplichting).
  • De werkzaamheden niet structureel zijn en hij deze niet zij-aan-zij verricht met werknemers.
  • Er wel in enige mate sprake is van werk binnen het organisatorisch kader namelijk: de werktijden en het gebruik van een e-mailadres van de organisatie.

De elementen die zien op ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ zijn beperkt aanwezig. Daarom kan er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst en hoeft de Belastingdienst niet te kijken naar de elementen die zien op ‘werken voor eigen rekening en risico’.

Conclusie

Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Een interim manager laat zich door een organisatie inhuren als manager bij ziekte van een manager in loondienst.
  • De interim manager is zeer ervaren en kan daardoor snel inspringen.
  • De interim manager is personeelsverantwoordelijk voor ongeveer 25 FTE.
  • De cultuur van de organisatie is om managers relatief vrij te laten en autonoom te laten opereren zolang de productie op peil blijft.
  • De organisatie is nadrukkelijk wel bevoegd om aanwijzingen te geven.
  • De interim manager houdt zich aan de organisatorische kaders die gelden en opereert daarbinnen.
  • De interim manager heeft hiermee meestal twee of drie fulltime klussen per jaar voor enkele maanden per opdracht.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er nadrukkelijk sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • Ondanks de vrijheid die de interim manager krijgt anderen namelijk wel bevoegd zijn om aanwijzingen en instructies te geven.
  • Er sprake is van structureel werk.
  • Hij het werk zij-aan-zij uitvoert met managers die in loondienst zijn.
  • Er sprake is van een organisatorisch kader waar de manager zich aan moet houden.

Er is slechts gering sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De risico’s bij de opdrachtgever liggen.
  • Er geen sprake is van unieke kennis die niet structureel aanwezig is in de organisatie.
  • De werkende (naar buiten toe) ook niet herkenbaar is als zelfstandig werkende.
  • Het wel om een opdracht gaat van relatief kortere duur (afgezet tegen de gebruikelijke termijn van een managementfunctie).

De mate van ‘werkinhoudelijke aansturing’ en ‘organisatorische sturing’ weegt duidelijk zwaarder dan de mate van ‘werken voor eigen rekening en risico’.

Conclusie

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Bij een bouwbedrijf zijn kort na elkaar drie werknemers vertrokken.
  • De orderportefeuille zit vol, dus moeten ze op korte termijn nieuwe medewerkers vinden.
  • Het bedrijf probeert nieuwe werknemers te werven, maar dat lukt gedeeltelijk (slechts één nieuwe werknemer en één stagiair).
  • Daarom benadert het bouwbedrijf een bij hen bekende zzp’er om tijdelijk (ongeveer 2 maanden) mee te draaien op lopende bouwprojecten voor twee dagen in de week.
  • Deze zzp’er kan in overleg twee dagen per week invallen voor dit bouwbedrijf.
  • De zzp’er krijgt een specifieke eigen opdracht toegewezen: het installeren van de keukens in een nieuw huizenproject.
  • Hierbij voert de zzp’er de werkzaamheden alleen uit en is zelf verantwoordelijk om dit conform opdracht en tijdig op te leveren.
  • Gedurende die twee maanden werkt deze zzp’er met zijn eigen klusbus (met daarop zijn naam en logo) en eigen gereedschap.
  • Het bouwbedrijf koopt de bouwmaterialen voor de projecten waar de zzp’er mee werkt in.
  • De zzp’er gaat zelf over zijn werktijden, waarbij hij wel heeft afgesproken kenbaar te maken wanneer hij aanwezig is om de coördinatie van werk en aanwezigheid op de bouwplaats door het bouwbedrijf mogelijk te maken.
  • De zzp’er stuurt maandelijks facturen gebaseerd op het werkelijke aantal uren vermenigvuldigd met zijn uurtarief (50 euro, exclusief btw).
  • De zzp’er krijgt specifieke opdrachten. Rondt hij deze opdrachten niet naar voldoening af, dan moet hij deze op eigen kosten herstellen.
  • Veroorzaakt de zzp’er tijdens de werkzaamheden schade, dan moet hij de kosten hiervan vergoeden.
  • De zzp’er beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering.
  • De zzp’er staat bij de Belastingdienst al enkele jaren bekend als ondernemer voor de omzetbelasting en inkomstenbelasting. 

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er is een zekere mate van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • Het structureel werk betreft.
  • Er werknemers zijn die hetzelfde werk doen.
  • Het bouwbedrijf de zzp’er in beperkte mate aanstuurt.

Er is echter ook duidelijk sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De zzp’er zelf verantwoordelijk is voor een specifieke opdracht.
  • De zzp’er risico loopt als hij niet werkt of het afgesproken resultaat niet haalt.
  • Hij op eigen kosten werk moet herstellen en schade moet vergoeden.
  • Hij met eigen gereedschap werkt.
  • De zzp’er onder eigen naam naar buiten treedt (hij werkt met zijn eigen bus met naam en logo erop).
  • Het een opdracht van korte duur betreft.

Er lijkt evenwicht te zijn tussen ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ aan de ene kant en ‘eigen rekening en risico’ aan de andere kant. Daarom moet de Belastingdienst kijken of de zzp’er zich meestal als ondernemer gedraagt. Dit lijkt het geval omdat:

  • Hij al jaren zzp’er is.
  • Zijn eigen klantenportefeuille heeft.
  • Hij meerdere opdrachtgevers per jaar heeft.
  • Hij bedrijfsinvesteringen heeft gedaan (eigen bus en gereedschappen).
  • Hij zich administratief als zelfstandige gedraagt.

Conclusie

Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Een HR-specialist laat zich inhuren om een rapport op te stellen bij een aanstaande reorganisatie met als doel de kosten van een afdeling te beperken.
  • De specialist is vrij om te bepalen hoe dit rapport tot stand komt, zolang dit maar voldoet aan de randvoorwaarden die de opdrachtgever heeft geschetst in de opdracht.
  • De HR-specialist sluit hiervoor een overeenkomst met de opdrachtgever af van zestien uur per week voor zes maanden.
  • Na afronding van een succesvolle reorganisatie is de klus afgerond.
  • Na vijf maanden wordt één van de parttime HR-werknemers (twintig uur per week) van de opdrachtgever langdurig ziek.
  • De opdrachtgever vraagt de HR-specialist om de werkzaamheden van de zieke werknemer over te nemen (voornamelijk verzuimregistratie en het bijwonen en vastleggen van arbeidsvoorwaardengesprekken in afstemming met het hoofd HR).
  • De HR-specialist neemt deze werkzaamheden voor twaalf maanden over en werkt daarbij onder dezelfde voorwaarden en binnen hetzelfde team als de zieke werknemer.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Bij de eerste opdracht er geen sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De werkgevende niet de mogelijkheid heeft om instructies te geven over de manier waarop de HR-specialist het werk doet.
  • De werkgevende het werk niet inhoudelijk kan bijsturen anders dan op basis van het resultaat waartoe de HR-specialist zich heeft verplicht (de resultaatsverplichting staat centraal).
  • Het geen structureel werk betreft en er geen werknemers zijn die hetzelfde werk doen.

Bij deze eerste opdracht zijn onvoldoende elementen van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ om een arbeidsovereenkomst aan te nemen.

Bij de tweede opdracht (het overnemen van de werkzaamheden van de zieke werknemer) er zeker sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De HR-specialist de werkzaamheden in afstemming met het hoofd HR uitvoert.
  • Het hoofd HR instructies kan geven en de werkzaamheden kan controleren
  • Het structureel werk betreft dat de specialist zij-aan-zij met andere HR-werknemers uitvoert.

Bij het overnemen van de werkzaamheden van de zieke werknemer geen sprake is van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De risico’s bij de opdrachtgever liggen.
  • Er geen sprake is van specifieke kennis die niet structureel aanwezig is binnen de organisatie.
  • De werkende niet herkenbaar is als zelfstandig werkende, ook niet voor beperkte duur en omvang (opdracht van korte duur).

Conclusie 1

Bij de eerste opdracht is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Conclusie 2

Door het overnemen van de werkzaamheden van de zieke werknemer ontstaat er voor dit deel van de werkzaamheden een arbeidsovereenkomst.

  • Een pedagoog laat zich inhuren door een kinderopvangorganisatie.
  • Deze professional bepaalt zelf het tarief.
  • Het werk van de pedagogisch professional bestaat uit het verzorgen, opvoeden en/of bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.
  • De pedagogisch professional moet zich aan het pedagogisch beleidsplan van de kinderopvangorganisatie houden. Bijvoorbeeld het volgen van het dagritme dat in het pedagogisch beleidsplan vermeld staat.
  • Een leidinggevende houdt toezicht op de manier waarop de professional de taken uitvoert en kan hierbij instructies geven.
  • De pedagogisch professional ontvangt dezelfde instructies als de werknemers van de kinderopvangorganisatie.
  • Er geldt een inspanningsverplichting ten aanzien van de te verrichten werkzaamheden, geen resultaatsverplichting.
  • Er is geen sprake van specifieke kennis of ervaring die niet structureel in de organisatie aanwezig is.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er nadrukkelijk sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De organisatie instructies geeft en een leidinggevende toezicht houdt.
  • De professional zich moet houden aan de werktijden en aan het beleidsplan van de kinderopvangorganisatie.
  • Het structureel werk betreft dat de pedagoog zij-aan-zij met werknemers uitvoert.
    Er is maar heel beperkt sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:
  • Het enige dat hier op wijst is dat de pedagogisch professional zelf het tarief bepaalt.

In de onderlinge weging van deze elementen zijn er meer en zwaarwegendere elementen aanwezig die wijzen op werken binnen dienstbetrekking dan als zelfstandige.

Conclusie

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst. 

  • Twee zelfstandige ontwerpers werken beide in een creatieve hub.
  • Hun werkplaats grenst aan elkaar.
  • Ze hebben beiden een zelfstandige praktijk.
  • Ze hebben een eigen website, eigen reclame-uitingen, huren zelfstandig hun hub-werkplaats, verwerven zelfstandig hun eigen opdrachten en doen investeringen in materialen, hulpmiddelen enzovoorts.
  • In de hub geldt een informele afspraak dat ontwerpers een beroep kunnen doen op een andere ontwerper uit de hub om te helpen bij een opdracht.
  • Ontwerper één heeft een opdracht aangenomen om voor een klein mkb-bedrijf een huisstijl te ontwikkelen.
  • Deze opdracht blijkt in de praktijk voor hemzelf te groot om tijdig en volgens gemaakte afspraken met het mkb-bedrijf af te krijgen.
  • Daarom huurt hij ontwerper twee in om hem te helpen bij de aangenomen opdracht.
  • Ontwerper één blijft eindverantwoordelijk voor het op te leveren eindresultaat van de totale opdracht.
  • Hij geeft daarom aanwijzingen over het uiteindelijke resultaat dat ontwerper twee moet opleveren en ook over welke stijl hij daarbij moet gebruiken.
  • Hij laat ontwerper twee verder vrij in hoe hij de opdracht verder uitvoert.
  • Hiervoor is na onderhandeling tussen beide ontwerpers een vast totaalbedrag afgesproken.
  • Ontwerper twee gebruikt eigen materialen en hulpmiddelen om zijn deel van de opdracht te vervullen.
  • Voldoet het door ontwerper twee opgeleverde eindresultaat niet aan de gemaakte afspraken, dan moet hij dit voor eigen rekening herstellen.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er slechts beperkt sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • Ook al krijgen ze instructies, deze beperken zich tot het resultaat dat zij moeten opleveren.
  • Het om structurele activiteiten gaat.
  • Ze de werkzaamheden niet zij-aan-zij verrichten met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

Er is sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • Er onderhandeld is over het tarief.
  • Opdrachtnemer twee de financiële risico’s of resultaten van deze opdracht draagt.
  • Ontwerper twee eigen materialen gebruikt.

In de onderlinge weging van elementen zijn er meer en zwaarwegendere elementen aanwezig die wijzen op ‘werken voor eigen rekening en risico’.

Conclusie 

Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst

  • Een maaltijdbezorger werkt regelmatig een wisselend aantal uur per week voor een platformbedrijf.
  • Wanneer hij wil werken, meldt hij zich aan in de app en krijgt dan op basis van een algoritme instructies ten aanzien van de te bezorgen maaltijden.
  • Daarbij geldt dat hij meer aanbod krijgt naarmate hij meer/sneller werkt.
  • Hij heeft daarbij vrije keuze wanneer hij wil werken en of hij zich eventueel laat vervangen.
  • Hij gebruikt hiervoor zijn eigen fiets en mag zelf zijn kleding kiezen.
  • De maaltijdbezorger werkt alleen voor dit platform en hoewel het mag, laat hij zich niet vervangen.
  • De bezorger krijgt betaald per afgeleverde maaltijd.

Op basis van deze informatie kunnen we concluderen dat:

Er sprake is van ‘werkinhoudelijke’ en ‘organisatorische sturing’ omdat:

  • De bezorger aanwijzingen en instructies krijgt.
  • De opdrachtgever de werkzaamheden controleert.
  • Het bezorgen van maaltijden structureel werk is dat ook andere werknemers doen.

Er is gering sprake van ‘werken voor eigen rekening en risico’ omdat:

  • De werkende wel zelf verantwoordelijk is voor eigen materialen (de fiets).

De mate van ‘werkinhoudelijke aansturing’ en ‘inbedding in de organisatie’ weegt duidelijk zwaarder dan de mate van ‘werken voor eigen rekening en risico’.

Conclusie

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst. 

Wil je meer weten?

Neem dan contact op met een van onze specialisten. Zij helpen je graag.

Neem contact op