tax

Wat is een redelijke vergoeding van een voorhuwelijkse onderneming?

Erik van der Sande
Door:
Vergoeding voorhuwelijkse onderneming
Tot 1 januari 2018 trouwde je in algehele gemeenschap van goederen, tenzij je aparte afspraken maakte in huwelijkse voorwaarden of geregistreerd partnerschapsvoorwaarden. Na deze datum is het anders. Er is namelijk altijd sprake van een beperkte gemeenschap van goederen. Het belangrijkste verschil is dat voorhuwelijkse privébezittingen en privéschulden niet meer automatisch in de huwelijksgemeenschap vallen.

De voorhuwelijkse onderneming

Heb je vóór jouw huwelijk een onderneming opgericht, dan blijft deze onderneming volgens het bovenstaande uitgangspunt buiten de huwelijksgemeenschap. Daarmee komt ook de winst van de onderneming in principe niet toe aan de huwelijksgemeenschap. Op basis van artikel 1:95a BW moet er wél een redelijke vergoeding toekomen aan de huwelijksgemeenschap.

Wat is een redelijke vergoeding?

Dit wetsartikel bepaalt helaas niet wat redelijk is. De rechter moet dus invulling geven aan dit begrip. Tot nu toe is er onvoldoende duidelijkheid. In een recente uitspraak heeft de Rechtbank Gelderland hier wel invulling aan gegeven.

Wat was de casus?

Een man en een vrouw trouwden na 2018 zonder het maken van huwelijkse voorwaarden. Voor hen was daarmee sprake van een beperkte gemeenschap van goederen. Het huwelijk werd ontbonden door echtscheiding. De man had alle aandelen in een BV. De rechter oordeelt dat de vrouw aanspraak kan maken op een redelijke vergoeding. De man kan als aandeelhouder het inkomen namelijk sturen en in de BV laten zodat het niet aan de gemeenschap toekomt.

De rechter stelt vast dat er tijdens het huwelijk voldoende resultaat in de BV is gevloeid, waarmee de man zich een hoger salaris uit had kunnen keren dan hij heeft gedaan. Zo is het eigen vermogen van de BV in die periode met 1,6 miljoen gestegen. Vervolgens komt de vraag welke vergoeding redelijk is voor de kennis, kunde en arbeid die de man heeft ingezet voor de BV en of deze redelijke vergoeding al aan de huwelijksgoederengemeenschap ten goede is gekomen.

De man vindt zelf dat de rechter moet uitgaan van het minimale loon dat een dga moet opnemen uit zijn BV, in dit geval 57.000 euro per jaar. De rechter ging hier niet in mee, omdat dit loon alleen een fiscaal doel heeft.

De rechter volgt ook het standpunt van de vrouw niet. Zij vindt dat de rechter moet uitgaan van de helft van de behaalde winst. De winst volgt namelijk niet één op één uit de werkzaamheden van de man.

De rechter hakt de knoop door en stelt de redelijke vergoeding vast op 140.000 euro per jaar. Er was al 57.000 euro ten goede gekomen aan de gemeenschap en dus moest de man de helft van het verschil nog aan de vrouw betalen en hierbij uitgaan van een netto betaling voor elk jaar dat zij getrouwd waren (netto omdat rekening moet worden gehouden met een latente inkomstenbelastingclaim).

Is dit een bevredigende uitkomst?

Ongetwijfeld hebben beide partners zo hun gedachten bij deze uitkomst. Zou het niet beter zijn geweest als zij vooraf hadden bepaald wat een redelijke vergoeding was? Een vaststellingsovereenkomst had uitkomst kunnen bieden. Bereid je hier dus altijd goed op voor en laat je adviseren door één van onze adviseurs.

Neem contact op