Belastingen

Arbeidsinkomen en het internationaal verkeer?

Linda van de Reep
Door:
insight featured image
De vaste regel in vrijwel alle belastingverdragen is dat de bemanning aan boord van een zee- of luchtvaartuig slechts belasting betaalt in de woonstaat. Onlangs is er een interessant arrest gewezen over dit onderwerp.
Onderwerpen

Hoofdregel internationaal verkeer

Het belastingverdrag bepaalt kortgezegd welke staat belasting mag heffen over een inkomensbestanddeel. Arbeidsinkomen van werknemers in het internationaal scheepvaart- of luchtverkeer is toegewezen aan de woonstaat van de werknemer. Deze regel is een uitzondering op de hoofdregel voor arbeidsinkomen. In beginsel is arbeidsinkomen immers toegewezen aan de werkstaat. Zonder de uitzonderingsregel zouden in het geval van luchtvaartpersoneel ingewikkelde splitsingsvraagstukken optreden, omdat deze werknemers in zoveel verschillende staten werken. Het heffingsrecht toewijzen aan de woonstaat biedt hier uitkomst.

Bijzonderheden

Het is belangrijk om voor deze medewerkers goed het belastingverdrag te bestuderen; soms geldt de scheepvaartbepaling enkel voor zeescheepvaart, en soms ook voor binnenvaart. Daarnaast wordt niet altijd het heffingsrecht aan de woonstaat toegewezen, maar soms ook aan de staat waar de werkelijke leiding van de zeescheepvaart- of luchtvaartonderneming is gelegen.

Voorbeeld

Jan woont in Denemarken en is kapitein op een containerschip van een Nederlandse reder. De eerste stuurman van het schip woont in België. Het heffingsrecht over het salaris van Jan is toegewezen aan Denemarken, volgens de hoofdregel voor scheepvaartpersoneel in het Verdrag Nederland-Denemarken. Voor de eerste stuurman geldt dit niet. Het Verdrag Nederland-België kent een afwijkende regel. De arbeidsbeloning van zeevarenden is toegewezen aan de plaats van werkelijke leiding van de rederij, aldus Nederland.

BZ-advies

Hoewel de heffing over het arbeidsinkomen van werknemers in het internationale scheepvaart- en luchtverkeer vaak is toegewezen aan het woonland, is dit niet alle verdragen zo geregeld! Kijk altijd goed naar het relevante belastingverdrag voor bijzonderheden!

Niet voor alle werknemers – en al het verkeer

In het verleden is wel discussie geweest over de reikwijdte van deze bepaling. Eén van de vraagstukken betrof medewerkers  die uitsluitend in één van de staten werkzaam zijn. Men kan hierbij denken aan een riviercruise met werknemers die slechts binnen de landsgrenzen meevaren. Een ander voorbeeld is genoemd in het OESO-commentaar; dat betrof een verzekeringsagent die verzekeringsproducten op een cruiseschip verkoopt aan passagiers. Voor deze situaties geldt de internationale verkeersbepaling niet.

Uiteraard is het mogelijk dat genoemde werknemers niet uitsluitend in het internationaal verkeer werkzaam zijn. Met name bij binnenvaart- en luchtvaartpersoneel is dit voorstelbaar. Een binnenvaartschip verricht voor enige tijd een vervoersopdracht binnen Nederland of een piloot voert nationale vluchten uit. Daarnaast zijn deze werknemers niet alleen op het water of in de lucht. Zij hebben ook vaak cursusdagen of wachtdagen. De vraag is dan welk deel van het arbeidsinkomen nu valt onder de bijzondere regel voor internationaal verkeer.

Nationaal en internationaal verkeer

Onlangs is een uitspraak (ECLI:NL:GHAMS:2021:873) verschenen over een Nederlandse piloot, die was gestationeerd in Frankrijk. In principe valt zijn arbeidsinkomen onder de internationale verkeersbepaling. Nederland mag dus volledig belasting heffen over het arbeidsinkomen. Maar deze piloot had ook binnenlandse vluchten uitgevoerd. De vraag was of voor de binnenlandse vluchten ook de internationaal verkeers-bepaling gold. Het hof oordeelde dat dit niet het geval was. Immers, alleen een vlucht tussen verschillende landen is internationaal verkeer, een vlucht binnen de landsgrenzen van Frankrijk niet.

Voor de binnenlandse vluchten moest de werknemer terugvallen op de bepaling voor (regulier) arbeidsinkomen. Aldus is de heffing over dat deel toegewezen aan Frankrijk. Voor onder andere de cursusdagen en wachtdagen in Frankrijk oordeelde het hof dat hij deze pro rata aan de nationale en internationale werkzaamheden moesten toerekenen. Deze dagen hebben niet specifiek op één type werkzaamheden betrekking.

Hoger beroep

Overigens is er een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 18 augustus 2020 over dezelfde problematiek. De rechtbank oordeelde daar anders. Hiertegen is hoger beroep ingesteld.

Bij werknemers in het internationaal verkeer kunnen voor verschillende werkzaamheden, verschillende verdragsbepalingen gelden. Men moet dus altijd naar de feitelijke werkzaamheden kijken. Neem voor meer contact op met een van onze collega's. 

Dit artikel is eerder verschenen in SDU