Platformarbeid

Alles over platformarbeid

Door:
Alles over platformarbeid
Werken via een platform zoals Uber en Deliveroo is sinds de coronaperiode enorm gegroeid. Bij platformarbeid worden diensten aangeboden op een platform, in de meeste gevallen via een applicatie of website. De vraag is echter of er bij platformarbeid sprake is van schijnzelfstandigheid of niet.
Onderwerpen

Wat is platformarbeid?

Bij platformarbeid worden diensten aangeboden op een platform, in de meeste gevallen via een applicatie of website. Deze diensten worden vervolgens uitgevoerd door werkenden. De organisatie die het platform exploiteert, maakt gebruik van informatietechnologie (waaronder mobiele applicaties, kunstmatige intelligentie en software-algoritmen) om vraag en aanbod van kortdurende arbeid op elkaar af te stemmen. 

Het vormt een digitale wisselwerking, zonder tussenkomst van een menselijke bemiddelaar, tussen vraag en aanbod. Opdrachtgevers en werkenden vinden en beoordelen elkaar op het platform. De werkende kiest zelf welke dienst hij aanneemt. De opdrachtgever bekijkt of hij met de werkende de samenwerking aangaat. Het uitgangspunt van de samenwerking is veelal gebaseerd op een overeenkomst van opdracht. 

De opkomst van platformeconomie

De digitale platformeconomie is snel aan het groeien. Tijdens de coronaperiode is het werken via een platform in een stroomversnelling gekomen. Het aan huis afleveren van online bestelde boodschappen en maaltijden was toen heel gewoon en is daarna niet meer verdwenen. Het aanbieden van werk via platforms heeft zich inmiddels op meerdere terreinen ontwikkeld. Bekende voorbeelden van dergelijke platforms zijn: Uber, Deliveroo, Temper en YoungOnes.

De groei van digitale platforms is bedrijven, consumenten en werkenden ten goede gekomen. Tegelijkertijd is er voor veel platformwerkers een grijs gebied ontstaan wat de betreft de status van de arbeid. Zijn de platformwerkers als zzp’er werkzaam onder een overeenkomst van opdracht, of zijn ze in dient van het platform onder een arbeidsovereenkomst?

Valt werken via een platform onder schijnzelfstandigheid?

Het platform doet slechts alsof het een bemiddelaar is tussen de opdrachtgever en de werkende. Dat betekent dat er geen gezagsverhouding is tussen de werkende en het platform, en geen arbeidsovereenkomst. De rechtsverhouding tussen beiden is volgens het platform gebaseerd op een overeenkomst van opdracht. 

Vaak blijkt dat het platform een belangrijke sturende rol heeft. Het platform bepaalt wie wel en geen toegang tot het platform heeft en onder welke voorwaarden de transactie tussen de opdrachtgever en de werkende plaatsvindt. Ook bepaalt het platform de prijs voor de te verrichten arbeid/dienst. Daarmee heeft het platform een behoorlijke vinger in de pap. De vraag doemt op of er niet toch een gezagsverhouding is en er in feite sprake is van schijnzelfstandigheid. 

Uitspraken van rechters over platformwerk

In de afgelopen jaren zijn een aantal belangrijke uitspraken geweest over de vraag of platformwerkers schijnzelfstandigen zijn, of moeten worden beschouwd als werknemers.

Deliveroo

De zaak die diende bij het Hof Amsterdam op 16 februari 2021, ging over het een geschil tussen de FNV en Deliveroo. Deliveroo stelde dat de maaltijdbezorgers werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht. De FNV stelde daarentegen dat er sprake was van schijnzelfstandigheid en de maaltijdbezorgers in feite werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst.

Het Hof constateert dat alleen de vrijheid van de maaltijdbezorgers ten aanzien van het werk, een omstandigheid is die wijst op de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Alle overige elementen, waaronder de wijze van loonbetaling, het uitgeoefende gezag, de zekere tijd en overige omstandigheden wijzen meer op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. De vrijheid van de maaltijdbezorgers om zich te laten vervangen en de werkzaamheden uit te oefenen door een ander, komt niet overeen met de kwalificatie van de overeenkomst als arbeidsovereenkomst. 

Het Hof oordeelt dan ook dat de maaltijdbezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. In deze kwestie is hoger beroep aangetekend en is de zaak voorgelegd aan de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege in Nederland.

Uber

De Rechtbank Amsterdam heeft op 13 september 2021 in de kwestie FNV/Uber geoordeeld dat de overeenkomsten tussen Uber en Uber-taxichauffeurs gekwalificeerd moeten worden als een arbeidsovereenkomst, omdat er voldaan is aan de kenmerken arbeid, loon en gezag. De Kantonrechter oordeelt dat het algoritme van de app van Uber zodanig veel invloed uitoefent, dat de ondernemersvrijheid eigenlijk afwezig is. Nu sprake is van een arbeidsovereenkomst, is Uber ook wettelijk verplicht om de cao en het bedrijfstakpensioenfonds Taxivervoer na te leven

Helpling

Op 21 september 2021 heeft het Hof Amsterdam in hoger beroep in de kwestie FNV/ Helpling geoordeeld dat tussen Helpling en haar schoonmakers een uitzendovereenkomst bestaat. Het hof komt tot zijn oordeel door een afweging van de feitelijke omstandigheden, zoals die zich voor de schoonmakers (werkenden), de huishoudens (de opdrachtgevers) en Helpling voordoen. 

De meeste omstandigheden wijzen op een tussen Helpling en de schoonmaker aanwezige contractuelerelatie. Het huishouden moet betalen via een door Helpling bepaald betaalplatform. Bij ziekte van de schoonmaker krijgt het huishouden een andere schoonmaker en het huishouden wisselt via Helpling van schoonmaker. Er zijn ook omstandigheden die passen bij een contract tussen het huishouden en de schoonmaker, zoals het door het huishouden selecteren van de schoonmaker, maar die omstandigheden wegen voor het hof minder zwaar.

Wat zegt de Hoge Raad over schijnzelfstandigheid bij Deliveroo?

De Hoge Raad heeft zich op 23 maart 2023 uitgelaten over de kwestie FNV/ Deliveroo. De Hoge Raad stelt dat of er sprake is van een arbeidsovereenkomst afhangt van álle omstandigheden. Het gerechtshof Amsterdam had die omstandigheden eerder beoordeeld en was tot de conclusie gekomen dat bij de maaltijdbezorgers sprake was van een arbeidsovereenkomst. 

De relevante omstandigheden die speelden bij Deliveroo waren als volgt: 

  • De maaltijdbezorgers mochten zich laten vervangen en zij hadden de vrijheid niet te werken. Dat past volgens Deliveroo niet bij een arbeidsovereenkomst. Het Hof oordeelde dat het praktische belang hiervoor echter klein was voor de bezorgers. De maaltijdbezorgers mochten daar slechts af en toe gebruik van maken, wat niet betekent dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. 
  • Deliveroo wijzigt de inhoud van de contracten en de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd steeds eenzijdig.
  • Het GPS-systeem van Deliveroo waar de maaltijdbezorgers gebruik van moeten maken, geeft Deliveroo de mogelijkheid om maaltijdbezorgers te controleren. Deze GPS-traceerbaarheid oefent druk uit op de bezorger. Het GPS-systeem geeft Deliveroo (al dan niet via haar klanten) dus een vergaande controlemogelijkheid, die ook als een vorm van gezag is aan te merken. Dat alles duidt er op dat Deliveroo gezag uitoefent over de maaltijdbezorgers. 
  • De bezorging van maaltijden is een kernactiviteit van Deliveroo. Het werk is “ingebed” in de organisatie.
  • De wijze waarop de hoogte van de beloning wordt bepaald en wordt uitgekeerd, duidt op de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
  • De maaltijdbezorgers presenteerden zich niet als ondernemer. Het bezorgen was voor hen een bijbaantje. Zij liepen geen commercieel risico.

Op grond van deze omstandigheden oordeelt het Hof dat er sprake is van schijnzelfstandigheid en er dus sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad is het eens met het oordeel van het Hof. 

Zijn er nog meer procedures over platformarbeid?

Naast deze Deliveroo uitspraak loopt er ook nog een procedure bij de rechtbank Amsterdam. In die procedure stelt de FNV dat de werkenden bij het platform Temper werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst en niet, zoals Temper stelt, een overeenkomst van opdracht.

Bij het platform YoungOnes stelt de arbeidsinspectie dat de verkopers die via het platform YoungOnes bij de kledingwinkel H&M werken geen zzp’ers zijn, maar uitzendkrachten. Vakbond FNV is blij dat de schijnzelfstandigheid wordt aangepakt. YoungOnes stelt dat de Arbeidsinspectie handhaaft op onjuiste en incorrecte aannames. YoungOnes beraadt zich op dit moment op verdere juridische stappen.

Zijn er Europese regels ter verduidelijking van de juridische status van platformarbeid?

Ook op Europees niveau is er aandacht voor platformarbeid: in de Europese Unie (EU) werken meer dan 28 miljoen mensen via een digitaal arbeidsplatform. In 2025 zullen dat er waarschijnlijk 43 miljoen zijn.

Gezien de eerdergenoemde onduidelijkheid van de rechtsverhouding, heeft de EU geprobeerd specifieke regels voor digitale arbeidsplatformen te stellen. Op 9 december 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de implementatie van een richtlijn ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Het voornaamste doel van deze richtlijn is het aanpakken van de schijnzelfstandigheid. Platformwerkers, die objectief gezien werknemers zijn, behoren ook de bescherming te krijgen die uit deze arbeidsverhouding volgt. Hierbij valt te denken aan primaire arbeidsvoorwaarden zoals het minimumloon, maar ook het waarborgen van de arbeidsomstandigheden en de sociale rechten.

Wat zijn de indicatoren voor een arbeidsovereenkomst?

Volgens de richtlijn zijn platformwerkers wettelijk werknemers van een digitaal platform (en dus geen zelfstandigen) als hun relatie met het platform aan ten minste twee van de vijf in de richtlijn genoemde indicatoren voldoet. De richtlijn kent de volgende vijf indicatoren:

  1. Het platform bepaalt het maximumbedrag dat platformwerkers voor hun werkzaamheden ontvangen.
  2. Het platform houdt toezicht op hun prestaties, ook langs de elektronische weg.
  3. Het platform houdt controle over de verdeling of toewijzing van taken.
  4. Het platform houdt controle op de arbeidsvoorwaarden en beperkingen bij de keuze van de werktijden.
  5. Beperkingen van de vrijheid van platformwerkers om hun werk te organiseren en regels voor hun verschijning (verplichte kledingvoorschriften) of gedrag.

Bijzonder aan dit EU-voorstel is de omgekeerde bewijslast. Niet de platformwerker moet bewijzen dat hij in loondienst is, maar het platformbedrijf moet aantonen dat de platformwerker echt zelfstandig is.

Algoritmische systemen voor platformarbeid

Daarnaast stelt de richtlijn nog regels voor het gebruik van algoritmische systemen op de werkplek.

Digitale arbeidsplatformen maken gebruik van algoritmen voor personeelsbeheer. Deze systemen worden gebruikt om mensen die via hun applicaties of websites platformarbeid verrichten, te organiseren en aan te sturen. Volgens de nieuwe regels moeten werknemers worden geïnformeerd over het gebruik van geautomatiseerde monitorings- en besluitvormingssystemen.

Op 11 maart 2024 hebben de EU-ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken (SZW) overeenstemming bereikt over deze richtlijn Platformarbeid. Zodra het akkoord formeel is bekrachtigd door het Europees Parlement, hebben lidstaten twee jaar de tijd om de richtlijn te implementeren.

Nederlandse regels voor de juridische status van platformarbeid

In Nederland kennen we de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) die aanwijzingen geeft voor de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst) of niet. Het is gebleken dat deze wet te weinig handvatten biedt om op een eenduidige wijze te bepalen of een werkende werkzaamheden verricht voor een werkgevende op basis van een overeenkomst van opdracht of van een arbeidsovereenkomst. Om deze reden wordt die wet momenteel niet gehandhaafd door de Belastingdienst. 

Het wetvoorstel Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties (de Wet Vbar) dient de Wet DBA te vervangen en heeft het doel om onderscheidt tussen zzp’ers en werknemers concreter te maken. In het wetsvoorstel wordt de wetgeving rond “werken in dienst van” aangescherpt met een helder toetsingskader. Dit toetsingskader moet het handvat gaan bieden om te beoordelen of er sprake is van een zzp’er of van een werknemer. Als de zzp’er werkzaamheden verricht die ingebed zijn in de organisatie van de werkgevende, is er sprake van een arbeidsovereenkomst.

Volgens het wetsvoorstel is er sprake “inbedding van de werkzaamheden binnen de organisatie van de werkgevende” als:

  • De werkzaamheden plaatsvinden binnen het organisatorisch kader van de werkgevende (de normen en regels van de opdrachtgever).
  • De werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie van de werkgevende.
  • De werkzaamheden zij-aan-zij worden verricht met werknemers.
  • De werkzaamheden een structureel karakter hebben.
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA)
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA)
Lees dit artikel

Rechtsvermoeden

Daarnaast wordt er in het wetsvoorstel een rechtsvermoeden geïntroduceerd, gebaseerd op het uurtarief. Als het uurtarief lager is dan (momenteel) 32,24 euro, gaat het om een arbeidsovereenkomst. Stel dat een werkende minder betaalt krijgt dan dit geldende uurtarief van (momenteel) 32,24 euro. Dan mag hij volgens het rechtsvermoeden een arbeidsovereenkomst claimen met alle aan de overeenkomst hangende rechten, zoals het recht op vakantiegeld, vakantiedagen, doorbetaling tijdens ziekte etc. Het is aan de werkgevende om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Dit rechtsvermoeden maakt het voor een werkende makkelijker om een arbeidsovereenkomst te claimen bij de werkgevende (en indien nodig bij de rechter). Het kabinet verwacht dat hier een preventief effect van uitgaat, zodat er al bij het aangaan van een arbeidsrelatie door de werkgevende kritischer gekeken wordt of er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht.

Het voorstel is om de stijging van dit uurtarief te koppelen aan het percentage waarmee het minimum uurloon stijgt. 

Minister Van Gennip heeft laten weten, nadat er tijdens de internetconsultatie ruim 1100 reacties op het Wetsvoorstel kwamen, dat de geplande publicatie van de Wet Vbar in het Staatsblad in het eerste kwartaal van 2025 “niet langer realistisch” is en daarmee ook de ingangsdatum van 1 januari 2026.

Vanuit de Tweede Kamer hebben onder meer de VVD en NSC aangegeven niet gelukkig te zijn met hoe de Minister in een eerste voorstel de criteria heeft ingevuld om te bepalen of iemand ingehuurd kan worden als zzp’er. In een motie roepen VVD, NSC en SGP op om de Wet VBAR te splitsen, om zo het onderdeel ‘rechtsvermoeden bij laag tarief’ sneller in behandeling te nemen en het deel dat gaat over beoordeling van de arbeidsrelatie, over te laten aan een nieuw kabinet.

Wilt u meer weten over platformarbeid?

We hebben meerdere expertises om u te adviseren omtrent uw inhuurproces. Wij adviseren u over de te maken contractuele afspraken, de benodigde vastlegging van (persoons)gegevens en helpen u bij het vastleggen van de gemaakte afspraken.

Neem contact met ons op